Zoeken

Sportieve strijd

Sportieve strijd  Op 17 februari was het weer zover: ik vierde mijn verjaardag. Hiep, hiep, hoera voor mezelf. 39. Nog net geen nieuwe voordeur. Het is niet jong, maar ook niet echt oud. Vlees noch vis als het ware. Hoe dan ook, ouder was het beslist en beter zou het er niet op worden.  Dat de fysieke aftakeling reeds 9 jaar geleden was ingezet, realiseerde ik me enkele weken voordien. Een wetenschappelijk onderbouwd artikel stelde dat spiermassa al vanaf de leeftijd van 30 gestaag afneemt. De enige remedie bleek krachttraining. Work that body bleek de enige echte remedie te zijn. Als verjaardagscadeautje aan mezelf schafte ik me dus een abo op de fitness aan. Ik moest en zou een poging doen om te redden wat er nog te redden viel. De gym was me niet onbekend. In mijn studententijd was ik er kind aan huis. Vrij fanatiek met enkele vriendinnen stond ik toen zo’n 4 keer per week op de step, gewoon voor de fun. Nu probeerde ik twee vaste momenten per week in mijn agenda te zetten en geen excuses te verzinnen. Ik geef eerlijk toe : zo erg is het nu ook weer niet. Die me time in mijn weekschema vind ik best ok. Ik vertrek in joggingbroek en hoodie om lekker anoniem met mijn koptelefoon op een uurtje te zweten. Meestal start ik met wat cardio voor de hartspier. Geef mij daarvoor maar een crosstrainer want vanop dat toestel kan ik onopvallend mensen kijken. Als ik erop geraak tenminste. Dat moet ik ’s morgens om 7u niet proberen, weet ik nu. Dan zijn die toestellen bezet, worden ze geclaimd door de geriatrie (niet mijn woorden, maar die van een andere gefrustreerde sporter).  Drie kwieke zeventigers, stormen elke dag bij opening de zaal binnen en gooien hun handdoek over zo’n ding alvorens ze naar de kleedkamer trekken om zich om te kleden. Het zijn net van die Hotelmensen die in Benidorm om 6u30 een strandzetel claimen op het beste plekje bij het zwembad.  Stiekem bewonder ik hun volharding want wie doet het hen na en hoe zal ik zelf zijn op die leeftijd. Sinds ik, zalig onwetend, een poging deed er een te bemachtigen en bijna mijn neus kwijt was, wacht ik nu wel wijselijk tot na 9u om in alle veiligheid mijn geliefde crosstrainer bestijgen.  Na zo’n 40 minuten trek ik naar de krachthonk. Ik sta er als klein dametje tussen de krachtpatsers met brede schouders. Ze liften met gemak halters van 50 kilo en meer. Met dumbells van 3 kilo werk ik dapper mijn lunches en Bulgarian split squats af. Daarna doe ik wat oefeningen voor de triceps en biceps en zit mijn full body workout erop.  Flink gedaan. Ik mag dan van mezelf weer in de zetel gaan liggen in de veronderstelling dat ik mijn spierdegeneratie heb vertraagd en enkele levensmaanden heb gewonnen. In een ander, meer recent artikel las ik trouwens dat vrouwen maar half zolang als mannen moeten sporten voor hetzelfde effect. Sindsdien stop ik elke training 10 minuten vroeger. Ik zou zo maar eens teveel moeite kunnen doen.     

Melanieke
0 0

We zijn er nog niet.

Internationale Vrouwendag 2024. Hier in onze relatief veilige Westerse cocon schudden we verbijsterd het hoofd als we zien hoe vrouwen in de wijde wereld nog altijd als vierderangsburgers worden behandeld en monddood worden gemaakt. Als ze opkomen voor hun rechten staat hun fysieke integriteit op het spel, vaak zelfs hun leven. In oorlogszones worden ze door horden Rambonobo’s verkracht, vernederd, verminkt, vermoord. Flashback naar mijn jeugd. Mijn beide (oudere) zussen stapten op hun veertiende de fabriekspoort binnen. Over de mogelijkheid om verder naar school te gaan werd niet eens gesproken: het kwam niet in de hoofden op, daar midden tot eind jaren zestig. Al zeker niet in het arbeidersmilieu waarin ik opgroeide. Dik tien jaar later ging ik, mannelijk nakomertje, naar de universiteit. Ook dat stond niet ter discussie. Zoiets is nu gelukkig ondenkbaar. Maar we zijn er nog niet. Ik keek de voorbije dagen naar ‘Het Onbekende’. Ook nu verbijsterd. Hoe grote mannelijke ego’s het laken naar zich toetrekken. Hoe ze denken alles onder controle te hebben, het varkentje wel even te zullen wassen, om vervolgens met de staart tussen de benen het spel te moeten verlaten. Het bezorgde me enig leedvermaak, moet ik toegeven. Wat me nog het meeste stoorde, was hoe die getypecaste mannetjesputters (een ex-militair docent, een politieman) de ‘gesprekken’ in de auto domineerden met stoere machopraat en dito grappen, en dat de vrouwen op de achterbank dit in stilte lieten gebeuren en op de duur — ietwat onwennig, dat wel — zelfs meegingen in dat gedrag. Ik hoop zo hard dat ze zich daar bewust van waren, of achteraf zijn geworden. Dat ze zich hebben voorgenomen een volgende keer sterker te zijn. En misschien die spierbundels eens aan te spreken op hun toxische masculiniteit. We zijn er nog niet, nee. Ook niet in het Westen. Zelfs niet in de hoofden van onze geëmancipeerde jaren twintig.

Marc Terreur
23 2

De kast

Ik kreeg hem van mijn vader toen ik een jaar of 25 was: een zeventiende-eeuwse ‘baljuwkast’, dixit mijn vader, al vond ik deze benaming later nergens terug. Mijn vader had hem op de kop getikt op de meubelveiling van een voormalige minister van Staat. Hij was zo fier als een hoentje. Nadat de kast enkele jaren de inkomhal van mijn ouderlijk huis had opgewaardeerd, mocht hij verhuizen naar mijn poststudentenstulpje. Via een tweetal tussentijdse woningen kwam hij ten slotte terecht in het huis waar ik neerstreek en nog steeds woon.             Ik vond de kast prachtig. Dat kwam door zijn opwindende geschiedenis, door de laudatio’s die mijn vader ervoor gehouden had en doordat hij al zo oud was, wat tot mijn verbeelding sprak. Het kwam ook doordat hij gewoon prachtig wás. Ik vond de kast zó prachtig dat ik er beretrots op was en me werkelijk niet kon voorstellen dat iemand er niét dol op zou zijn. Wanneer ik op reis ging sloot ik zorgzaam mijn gordijnen, om te voorkomen dat iemand mijn huis met een bezoek zou vereren na het zien, door het raam, van mijn kast.            Regelmatig onderzocht ik de kast. Bezorgd over enkele houtwormgaatjes, zo oud dat zelfs de nakomelingen van de nakomelingen onmogelijk nog in leven konden zijn. Bezorgd over een hersteld hoekje van de deur, afgebroken en nu onvindbaar. Wat was er mis met mij dat ik zo nonchalant met erfgoed omging? Langzaam maar zeker werd de kast een bron van bezorgdheid.            Op prepensioenleeftijd kwam ik bij toeval de vrouw van mijn leven tegen en we gingen samenwonen. Onze gezamenlijke collectie boeken bleek zo buitensporig dat we een nieuwe boekenkast moesten aanschaffen. Plots was er geen plaats meer voor de baljuwkast.‘Antiek verkoopt niet meer’, waarschuwde men mij. Ik stuurde de prijs van de kast bij, maar bleef hoopvol. Ten onrechte: veilingmeesters wilden na het zien van de foto’s zelfs niet komen kijken. Met een groot hart besloot ik de kast cadeau te doen aan mijn neef, uit sympathie voor zijn eigenhandig bouwen van een huis in een zelfbedruipend dorp. Maar die had geen plaats meer en ook andere familieleden hadden noch plaats, noch belangstelling. Het internet leverde geen kopers, maar wel schampere opmerkingen op. ‘Dit is geen 17e eeuwse kast’, klonk het. ‘Toen hadden ze nog geen zo’n houtverbindingen. Toen bestónden deze kasten zelfs nog niet’. De prijs van de kast ratelde onbarmhartig verder naar beneden. Maar het mocht niet baten: geen kat was geïnteresseerd. Een goed doel? Niet te vinden. Gratis weggeven op het internet? De dag waarop de nieuwe boekenkast zou geleverd worden kwam akelig dichtbij. ‘Ik heb een voorwaarde’, zei ik stoer aan de geschikte gegadigde die eindelijk opdook. ‘Geef mij de primeur wanneer je de kast ooit weer van de hand wil doen’. ‘Geen voorwaarden’, zei de gegadigde. ‘Gegeven is gegeven’. Geen deal dus.            En hier zit ik nu, met de handen in het haar. Morgen wordt onze grote boekenkast geleverd … en we hebben er geen plaats voor.

Sybille Opdebeeck
31 2

Het oma-effect

In de stad was ik getuige van het oma-effect. Achteraf besefte ik dat het wellicht een universeel effect is, maar net zoals met veel zaken in het leven moet je ermee geconfronteerd worden om het klaar en duidelijk te zien. We zaten in een koffiezaak waar ook verse soep op het menu stond. We zagen een dampende kom soep passeren. Het rook zoals de soepgeur die in mijn neus drong als ik vroeger over de grote kiezel met de fiets naar school reed. In heel wat huishoudens werd de soep ’s morgens vroeg al bereid. Je geraakte die soepgeur niet snel kwijt. Zeker tot het middag was. Een jonge medewerker gaf hoorbaar onze bestelling door aan de keuken. "Oma, één wortel- en courgettesoep en één tomatensoep", zei hij. De soep die oma aan de medewerker gaf en daarna op onze tafel belandde smaakte voortreffelijk. "Zeg maar aan je oma dat het heerlijk smaakt", zei ik. "Oké, maar dat is mijn oma niet", lachte de jongeman. "Het is de oma van de vorige uitbaatster, maar omdat haar soep zo in de smaak viel, hebben we haar gevraagd of ze een flexi-job wil doen. Ik werkte hier toen ook al. Ik zei net als de uitbaatster altijd 'oma' en ondertussen doet iedereen dat hier." In de koffie- en soepzaak weten weinigen wellicht van haar naambestaan. Is het nu Julia, Maria of Irène? Niemand kan het zeggen, want het is voor iedereen 'oma'. Het lijkt me geen straf om als oma door het leven te gaan. Maar wat is nu dat oma-effect? Volgens mij is het dit. Een naam, die heb je. Maar een oma, dat ben je. En als je dat naar ieders tevredenheid uitoefent mag je die aanspreking houden. En iedereen mag die gebruiken. Het lijkt me een gezonde overeenkomst.

Rudi Lavreysen
33 1

Woordenboekenliefde

Een gedachte, een déjà vu, een vécu kwam voorbij en leidde tot een monoloog die als een warme wolk rond me bleef hangen. Het was bij het opzoeken van een woord in een heus woordenboek met echte papieren bladen. Deze monoloog Tijdens het opzoeken dacht ik aan de eerste keer dat ik een woordenboek gebruikte waarvoor het diende. Dat was op school. Hoe doe je dat,  de betekenis van een woord opzoeken? Er werd verondersteld dat je het alfabet knats vanbuiten kende. Dat was heel belangrijk. Zo kon je makkelijk bladeren door het woordenboek om snel bij de beginletter van het woord te komen. Laat ik het woord natrium nemen. De /n/ bevindt zich in de tweede helft van het alfabet. Dan weet je dat je niet vanaf de eerste bladzijde moet gaan zoeken. Dat vond ik een hele goede tip! Daarna kijk je naar de tweede letter van het woord. Voor natrium is dat de /a/. Op een of andere manier raakte ik helemaal vooraan in het woordenboek. Waar was de /n/ gebleven? Erop terugkijkend was er één stap in het proces van betekenis-van-woorden-opzoeken waarschijnlijk niet binnengedrongen (ik was een trage leerling). In mijn kinderlijk enthousiasme bladerde ik van de /n/ naar de /a/. Ik moest bij de /n/ blijven en dáár de volgende letter zoeken. Toen ik het eenmaal doorhad, ging er een wereld voor me open. Beeld u zich in! Een heel woordenboek, bomvol woorden die ik nog niet kende. Ik voelde me woordenveilig voor de rest van mijn leven. En dat was een pocketwoordenboek! Er kwamen andere talen bij, zowel in de school als later de avondschool. Hier en daar kon ik zelfs de liefde doorgeven aan kinderen die aanvankelijk niet zoveel voor taal en lezen voelden. Veel sneller ben ik niet geworden, noch met lezen, noch met opzoeken. De liefde voor woorden en taal in het algemeen blijft. Telkens ik er bewust mee bezig ben, is het NU! En die natrium? Dat is het zout op mijn pata…  woorden!

Anemos
0 0

Manipulatie

                                                                                                                     foto: Thomas Barbey “Die foto’s zijn gemanipuleerd, dat ziet toch iedereen?”“Ja, pa maar tegenwoordig heet dat gefotoshopt.”“Gefoto-wat? Shoppen betekent toch winkelen?”“Correct, maar het woord komt van het computerprogramma Photoshop.”“Dat zoek ik op. Ik bedoel dat ga ik googelen, ik ben moderner dan je denkt hoor.”“Ja, pa.”“Aha, ik wist dat ik gelijk had. Hier staat het zwart op wit: De eerste software om digitaal te tekenen was Sketchpad, in 1963 ontwikkeld door Ivan Sutherland. Hij gebruikte een CRT scherm om objecten te manipuleren. Zie je wel. Het zijn gemanipuleerde foto’s.”“Sure, dad, whatever you say.” Het is niet dat ik het absoluut wil halen, maar ik merk dat mijn zoon mij de laatste tijd wel heel snel gelijk geeft. Moet ik mij daar goed of slecht bij voelen? Ik gooi het over een andere boeg en vraag: “Ken jij de Engelse uitdrukking A picture is worth a thousand words?”“Zeg maar meteen waarover je het wilt hebben, pa.”“Het is zo veel makkelijker om iets met een foto uit te leggen dan het in woorden te omschrijven. Met een foto kan men zich een situatie beter inbeelden.”“Daar kan ik je geen ongelijk in geven.”“Het gaat niet om mijn gelijk, kan je je indenken hoe fout het is dat foto’s bijgewerkt worden om een totaal vertekend beeld te geven van de werkelijkheid?”“Natuurlijk is dat fout, maar het kan ook als grap bedoeld zijn en dan vind ik het wel geinig.”“Ik heb het niet over grapjes, jongen, hoe erg is het wanneer een bevolkingsgroep misleid wordt door malafide personen?”“Ga je het nu alweer hebben over Trump en Poetin of de Palestijnse kwestie? Er zijn echt wel interessantere mensen en situaties om te volgen hoor.”“Zo, wie of wat volg jij dan tegenwoordig?”“Onlangs verving de Franse president zijn vrouwelijk hoofd van de regering door een openlijke homoman als jongste premier ooit in Frankrijk. Dát vind ik een nieuwswaardig feit.” Wat moet ik mij hierbij voorstellen? Probeert mijn zoon mij te manipuleren of iets duidelijk te maken? Hij zal toch geen homo zijn? Ach, dat mag best, maar hij kan het ook gewoon meedelen als mannen onder elkaar. Wij kennen elkaar tenslotte al achttien jaar. Even doorvragen. “Ik las dat hij pas vierendertig is. Zijn foto is niet ‘geshopt’, hij ziet er goed uit. Tof dat je geïnteresseerd bent in de internationale politiek, maar is er iets dat je mij hiermee wilt duidelijk maken?”“Niet echt, tenzij dit: jij wilt toch zo graag dat ik later jouw zaak overneem, maar ik ga Politieke en Sociale Wetenschappen studeren. Je weet nooit wat er mij binnen een zestiental jaren in de schoot wordt geworpen.”

Vic de Bourg
6 1

Rinus en Alice

Het was een warme dag. Een van die hondsdagen uit het gelijknamige boek. Ambetant warm zelfs. Om de plakkerigheid wat tegen te gaan, begaf ik me naar een vlakbij gelegen terras. Wachten op afkoeling in de vorm van een glas, maar ook wachten op de avondkoelte, tot de zon achter het hoge gebouw aan de overzijde van het terras verdween. "Kom, we gaan bij Rinus zitten." Het was Alice die het tegen haar vriend Theo zei. Het leek alsof Theo het niet hoorde, want hij liep zonder te antwoorden recht het café binnen. Alsof er daar iets op hem wachtte. "Zijn gazet", zegt Alice tegen Rinus. Ze zag dat Rinus Theo achterna keek. "Hij gaat zijn gazet halen". Rinus glimlachte. Alsof hij het niet onprettig vond om alleen met Alice aan het tafeltje te zitten. "Rinus, ik heb een kuisvrouw nodig", zei Alice. Uit de mond van Rinus kwam niet meer dan een 'ooh', waarna hij naar zijn glas Westmalle Trippel greep. Hij hield de kelk omhoog zoals een pastoor dat in een kerk doet, net voor het ter communie gaan. 'Het lichaam van Rinus' prevelde ik. Na de slok kwam een luide 'aaah' en een lik met zijn tong over zijn snor en rond zijn lippen. "Nu dat gij hier zit begint de zon te schijnen", zei hij. "Die schijnt al de hele dag", antwoordde Alice. "Dat bedoel ik", zei Rinus. Alice ging verder over haar poetsvrouw. "Als ik ze maar kan vertrouwen", zei ze waarbij ze naar Rinus keek. Rinus keek naar Alice en stond op. Hij ging naar binnen. In mijn hoofd zag ik Rinus als vrouw verkleed terug naar buiten komen. Het was een raar zicht met zijn snor. "Mij kunt ge vertrouwen Alice", hoorde ik hem zeggen. Het was Theo die naar buiten kwam met de krant in zijn hand. "Waar is Rinus?"’, zei hij. "Die is naar binnen", zei Alice. "Hebt ge hem niet gezien?"

Rudi Lavreysen
14 0

Valentijn

Vandaag lees ik op de kalender dat het Singles Awareness Day is. Ik stel er me verder niets bij voor. Behalve dat het vlak na Valentijnsdag valt. Dat doet me dan weer denken aan Valentijn die ik twee dagen vóór ‘lievekesdag’ – zoals ik me de 14de februari herinner uit mijn kindertijd – kort doch aanwezig heb ontmoet, op het perron van tram 9 aan Berchem station.  Dat zit zo: Ik stapte op genoemde locatie uit, samen met andere mensen. De ene stapte één richting uit, ik de andere. Intussen wachtten mensen om op te stappen.Het perron aldaar is nogal smal. Desalniettemin viel me, door al dat volk heen, op dat Valentijn ook van de tram stapte en tegen de reling achteraan het perron ging leunen. Ik stond nog even stil tussen links en rechts weg stappende mensen. De grote zak boodschappen over mijn schouder bungelend was, helaas, niet plaats besparend. Door de wereld in vertraging te aanschouwen, blijf ik kalm en aanwezig. Iemand zei: “Wacht, die madam moet nog op de tram.” Ik draaide me om. Een vrouw keek me aan, met de vraag nog in haar ogen. Na mijn “Ik hoef niet in te stappen”, ging ieder zijn eigen weg. Valentijn stond nog tegen die reling dit dagdagelijkse gebeuren te aanschouwen. Ik stapte langs hem heen en hij lachte naar mij, mét een knipoog, zo eentje die uitdrukt wat je samen ongepland deelt: Die drukte toch! Ik lachte terug en vervolgde mijn weg, half in gedachten. Vanwaar ken ik die man, hij is een acteur… ah, ja in “De helaasheid der dingen” speelde hij de hoofdrol.Weer thuis, even googelend, duurde het niet lang voor ik het wist; Valentijn Dhaenens. Man man, als ik zo’n vijftien jaar jonger was, ik zou … Ja, wat eigenlijk? Op een tas koffie trakteren, zo eentje met een hartenvorm chocolaatje erbij in een rood papiertje? Een theatervoorstelling bijwonen, dat is realistischer en duidelijk: De helaasheid der dingen voorbij!

Anemos
17 0

Noepjestaart

Ik zie ze meteen als ik mijn fiets parkeer aan het station. Twee jongemannen met elk een rugzak op hun rug. Een van hen draagt een grote plastic tas in zijn rechterhand. Daarin zit een vierkante doos. Het lijkt wel een vlaaidoos. Dat weet ik omdat we vroeger op zondag altijd een buurvrouw van de bakker naar huis zagen fietsen. De vorm van die plastic tas zag er hetzelfde uit. 'Mevrouw Vlaai' hadden we haar gedoopt. We begrepen niet hoe ze die taart in balans kon houden op de fiets. Het is pokkedruk in de trein. De twee jongemannen hebben geen zitplaats. Een man heeft zijn boekentas op de zit naast hem geplaatst. Een van de jongemannen wijst naar de tas en vraagt met een licht Engels accent of hij de boekentas bij zich wil houden. De zittende man maakt geen bezwaar. 'Dank oe', zegt de jongeman. De andere heeft nog geen zitplaats.Ze doen me denken aan zendelingen van een geloofsgemeenschap uit Amerika, die hier hun blijde boodschap komen verkondigen. De plastic tas met de taart staat op zijn schoot. Nu ben ik toch benieuwd wat erin zit. Alsof hij mijn gedachten raadt neemt hij de doos uit de tas. Het is inderdaad een taartdoos. Hij doet een hoekje van de doos omhoog en ik zie meteen welke taart erin zit. "Nopjestaart", zeg ik nogal luid. Ze kijken me allebei glimlachend aan. “Hoe zegt oe?", vraagt de rechtstaande jongeman. "Het is nopjestaart", zeg ik. "Die dingetjes erbovenop zijn noppen." "Ah, noepen", lacht hij. Aan de eerste halte stappen ze uit. "Noepjestaart," lacht de jongeman naar mij. "Helemaal juist,” zeg ik. Ik zie ze door het raam met de nodige elegantie verder stappen, de taart mooi recht houdend. Ze zijn helemaal in hun nopjes. Mevrouw Vlaai zou trots zijn geweest.

Rudi Lavreysen
15 1

Wanneer doen we het weer?

Klagen en zagen, we doen het allemaal. Liefst over het weer, want dat is voor iedereen hetzelfde, of je nu arm of rijk, dik of dun bent. Het verbindt, want iedereen heeft ermee te maken en het is bijna nooit goed. Velen ervaren het als een veilig onderwerp om een gesprek te openen, anderen vinden een praatje over het weer het toppunt van oppervlakkigheid. Je moet weten dat ik vroeger zo goed als nooit ‘zomaar’ met een onbekend iemand babbelde, tenzij ik heel goed voorbereid was. Voorbereiding geeft zelfvertrouwen en zelfvertrouwen is een belangrijke sleutel tot succes. Als jeugdige observator merkte ik dat ongeveer tachtig procent van de conversaties tussen onbekenden over het weer gingen. In landen met een stabieler klimaat weten de mensen waar ze aan toe zijn en wordt er bijgevolg niet over gesproken, maar in onze wisselvallige contreien is dat constant het geval. Zo ontstond mijn fascinatie voor weersvoorspellingen en zo evolueerde ik van een logge boerenknol naar een volbloed renpaard dat altijd en overal beslagen ten ijs kwam, met geslepen hoefijzers en scherpzinnige weercommentaren, zodat ik niet door het ijs kon zakken of door de mand vallen. Op die manier was ik in staat om klagers op te peppen door het simpelweg herhalen van een positieve weersvoorspelling of overdreven optimisten de mond te snoeren door hen te wijzen op het naderend onheil in de vorm van plens- of onweersbuien.  Weerpraatjes op de radio genieten mijn voorkeur. Daar onthoud ik het meest van. Televisie leidt af. Waarom zijn Vlaamse weermannen altijd zo mager en waarom focus ik altijd op hun dansende adamsappels? Waarom zijn weervrouwen bij ons bijna altijd voorzien van allerlei afleidende lichaamsrondingen? Dag concentratie! Ach, ik moet mezelf niks wijsmaken. Radio brengt me nog meer van de wijs. Als ik hoor praten over weermodellen die het met elkaar eens zijn of mekaar tegenspreken, zie ik een groepje uitgemergelde panlatten in plunjes van Gucci, Prada of Versace samen op de weegschaal staan of kibbelen over de smaak van tissues, terwijl het voor anderen geen issue is. Af en toe, meestal als ik net gegeten heb of als de weerstem zegt dat het zachter wordt, droom ik weleens van plussize modellen. Je weet wel, van die dikke stapelwolken. Hoor ik vertellen dat het winters weer blijft aanhouden, denk ik terug aan lang vervlogen tijden waarin ik af en toe met mijn moeder meekeek naar The Bold and the Beautiful (Mooi en Meedogenloos), waarin iedereen vreemdging met iedereen of een affaire had buiten zijn of haar relatie, al is dat eigenlijk min of meer hetzelfde. Zo deed Ridge het met Brooke, de scharrel van zijn vader Eric, ondanks dat die nog getrouwd was met Stephanie en Ridge eigenlijk samen was met Taylor, zodat Brooke uiteindelijk zwanger werd. Alleen wist ze niet van wie. Misschien wel van Thorne, want die wipte in die tijd ook soms binnen, al gebeurde dat vooral toen hij een verhouding had met Macy. Over wisselvalligheid gesproken! Laat ik mezelf eens in het zonnetje zetten, hopelijk zonder de wind van voren te krijgen, en zeggen dat ik zelf het liefst een gesprek begin met een stevige oneliner of een grapje over elk ander onderwerp dan het weer, of het nu met iemand is die ik ken of een volslagen vreemde. Het houdt, zeker in het laatste geval, altijd een risicootje in en net daar kick ik de laatste jaren op. Een beetje spanning en verrassing. Het leven is veel meer dan slecht weer, voortdurend schuilen en wachten tot het voorbij is.      

Danny Vandenberk
0 0